‘Een trouwe vrouw’ door Jane Gardam

Dit is het tweede deel in de serie van drie waarvan Een onberispelijke man het eerste deel was. Om er weer in te komen begint Jane Gardam Een trouwe vrouw met de beschrijving van het huis in de Donheads in Dorset Zuid West Engeland, waar eind jaren ’90 van de vorige eeuw de onberispelijke gepensioneerde Edward Feathers (Eddy) woont, waar zijn vrouw Elizabeth (Betty) MacIntosh net overleden is (in het tulpenbed in de tuin terwijl ze haar ‘schuldige parels’ begroef) en het huis naast hem leegkomt. Op de oprijlaan ziet de postbode een ‘dwerg’.

Een trouwe vrouw is het verhaal van Elizabeth en begint vijftig jaar eerder (eind jaren ’40) op het moment dat ze een brief van Edward ontvangt met zijn huwelijksaanzoek.

Edward vliegt diezelfde dag van Londen naar Hongkong met zijn collega en vriend sinds zijn zestiende, Albert Ross, een procesadvocaat met een internationale reputatie. Hij lijkt Chinees en heeft korte benen met klompvoeten. Hij draagt een grote hoed, waarin hij speelkaarten verbergt, die hij regelmatig tevoorschijn haalt en als een vingervlugge goochelaar door elkaar schudt. Ze bespreken hun boottocht naar Singapore aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, waar ze nooit aankwamen, Eddy’s huwelijksaanzoek aan Betty, de venerische ziekte (VZ) die Eddy heeft gehad toen hij zestien was en de mogelijke gevolgen voor zijn vruchtbaarheid. En tenslotte gaat het over Eddy’s zakelijke rivaal, advocaat Terry Veneering, ‘brutaal, uitbundig en onstuitbaar’, de wederpartij in de rechtszaak die Edward in Hongkong voor de boeg heeft.
Een knappe korte goed leesbare introductie van alle personages uit deel 1.

Betty is met haar vriendin Lizzie op vakantie in Hongkong. Betty en Eddy hebben elkaar een jaar lang af en toe gezien. Ze hebben geen seks gehad; dat doe je pas als je getrouwd bent.

Nadat Betty Ja heeft gezegd tegen Edward, zegt hij haar: “Elizabeth, je mag me nooit verlaten. Dat is een voorwaarde . Ik ben mijn hele leven al verlaten. Vanaf dat ik een klein kind was, ben ik bij mensen weggehaald. Raj-wees en zo…’
Waarop zij antwoordt: “Ach ja, dat weet ik allemaal wel. Ik ben ook wees. Mijn ouders hebben erg geleden.” Betty bracht haar jeugd door in Tianjin, China. Betty’s ouders zijn daar omgekomen in een Japans kamp. Betty werkte daarna in Engeland waar ze vriendinnen opdeed. Op het moment van de aanzoek vond ze hem “bijzonder en lief, maar wist dat het geen romantisch huwelijk zou worden, met weinig passie. Ze keek uit naar hun kinderen en dacht dat haar liefde voor hem steeds meer zou groeien. Ze vond niets aan hem onbeminnelijk.”

Het tekent de verstandhouding in de vijftig huwelijksjaren die ze met elkaar doorbrengen. Edward doet wat hij denkt dat hij moet doen, namelijk werken. Hij is dol op Betty, maar gedraagt zich psychisch als ‘het verlaten kind.’ Betty steunt hem, helpt hem zijn Londense uitgewoonde huis bewoonbaar te maken, zijn sociale leven voor hem te leiden en later een societyleven op te bouwen in Hongkong. Ze runt zijn huishoudens en volgt hem naar waar hij werkt: Hongkong, Londen en na zijn pensionering de Donheads. Ze weet dat ze probeert haar moeder blij te maken. Voortdurend. Beiden herhalen de gedragingen die ze in hun jeugd hebben aangeleerd. Eddy is een sneu kind dat beschermd en ontzien moet worden, Betty is het meisje dat haar ouders blij moet houden en nu ze getrouwd is offert ze haar eigen wensen op om Eddy blij te maken. Ze hebben geen kinderen. Betty is haar echtgenoot bijzonder toegewijd en hoewel ze het vaak zwaar vindt, laat ze hem nooit in de steek. Edward laat Betty wel vaak in de steek. Hij heeft geen idee wat haar behoeften zijn. Als zijn aanwezigheid vereist is, moet hij nodig eerst nog iets afmaken of heeft hij een zaak die hij eerst moet afronden. In de 4e maand van haar zwangerschap, krijgt Betty een miskraam, waaraan ze bijna ten onder gaat. Ze moet in Engeland een zware operatie ondergaan, terwijl Eddy in Hongkong is: “Lieve God, ik houd dit lijden niet meer uit. Hier komt geen kind uit voort. Ik lijd erger dan bij een bevalling en er is niets om naar uit te kijken.”

Drie uur na het Jawoord ontmoet Betty op het feestje van een rechter, de zakelijke rivaal van haar man, Teddy Veneering, zijn mooie Chinese vrouw en hun negenjarige zoon Harry. Ze valt voor Terry’s charme en zijn lichtblauwe ogen. De jonge Harry wordt de liefde van haar leven.

Zowel Eddy als Betty hebben geheimen. De enige die alle geheimen kent is Albert Ross. Hij is ‘verslingerd ‘aan Edward, is daardoor verblind in zijn waarnemingen en manipuleert op de achtergrond wie of wat hij als bedreigend voor Edward beschouwt. Uiteindelijk verandert zijn rücksichtsloze houding.

Er zitten heel veel verrassingen in deze roman, die deel 1 evenaart in spanning en sensatie. De meeste situaties zijn totaal anders dan vermoed. Jane Gardam heeft een goede pen om te grilligheden van het menselijke bestaan aannemelijk en boeiend neer te zetten.
Een heerlijke roman.
De Engelse titel van dit deel 2 is The man with the Wooden hat. De titel suggereert dat Albert Ross de hoofdfiguur is in dit deel. De Nederlandse titel is beter gevonden: Een trouwe vrouw bevestigt de hoofdrol voor Elizabeth en houdt toewijding en afwezigheid van ontrouw in. In dit deel 2 wordt duidelijk wat de functie van de ‘schuldige parels’ is. Trouw of ontrouw? Wat is trouw? Waar begint ontrouw?

Wordt vervolgd. Deel 3 is het verhaal van Terry Veneering.

Uitgeverij                   Cossee, 2017
Pagina’s                      255
Vertaald                     uit het Engels door Gerda Baardman en Kitty Pouwels (The man with the Wooden hat)
ISBN                           978 9059 367 227