De Amsterdamse Rivierenbuurt – Bert Esselink

RECENSIE DE AMSTERDAMSE RIVIERENBUURT door Bert Esselink
Honderd jaar schoonheid & schuld

Vanaf mijn geboorte in 1941 heb ik mijn jeugd in de Rivierenbuurt doorgebracht. In de Hunzestraat op nummer 99, eerste etage. Als klein kind vond ik de buurt nogal saai, kaal – geen bomen -en alle huizen leken op elkaar. Menig keer heb ik, terwijl ik dacht thuis aan te bellen, in een verkeerd portiek gestaan. Als de deur boven werd open gedrukt, rook de gang en de trap raar, anders dan bij ons en raakte ik in paniek: ‘Oh, mijn ouders zijn stiekem verhuisd!’
Mijn ouders woonden er vanaf de oplevering in 1938 en mijn moeder leerde mij: ‘Als mensen je vragen waar je woont, zullen ze aangenaam verrast zijn als je Rivierenbuurt zegt. De Hunzestraat is de beste straat van de Rivierenbuurt en wij hebben de beste woning in het mooiste blokje huizen van de straat. De huizen zijn luxe. Luxe is glas-in-lood ramen, schuifdeuren tussen de kamers en een fonteintje in het toilet.’

Aan schrijfster Violet Leroy vertelde ik verhalen over mijn jeugd, die ze voor een groot deel gebruikte voor haar roman Mijn Italiaanse moeder. Ik deed de research over locaties, tijden, data, gebouwen, straten, winkels, het weer, de trams, de buren, bewoners, straatventers, en zo meer, want het menselijk geheugen is niet altijd betrouwbaar.
Neveneffect was dat ik de Rivierenbuurt, tussen het Amstelkanaal en de rivier de Amstel, met totaal andere ogen ging zien en hogelijk ben gaan waarderen.

Dit jaar verscheen het fenomenale boek van Bert Esselink.
In zijn Voorwoord zegt hij wat hij allemaal niet is: historicus, kunstkenner, expert in stadsontwikkeling en architectuur, socioloog, antropoloog of misdaadjournalist. Maar vergis je niet: hij beschrijft in zijn boek al deze vakgebieden met enorme kennis van zaken, op een waarachtige en boeiende manier en heeft daarmee een werk geschapen waar elke bewoner en gebruiker van de Rivierenbuurt kennis van zou moeten nemen en – ook niet niks -trots op kan zijn.

Stadsarchitect, ontwerper van de buurt, H.P.Berlage (1856 – 1934), heeft een geweldige succesvolle krachtsinspanning geleverd, door zijn jarenlange samenwerking met een team van wel honderd architecten voor het ontwerpen van de huizen en de gebouwen, met de uitvoering van het stratenplan en de bruggen en de bebouwingen door aannemers en bouwers, met woningbouwverenigingen en particuliere eigenaren van de woningen en met de gemeente Amsterdam. De eerste paal ging op 1 augustus 1921 de grond in. Dus op 1 augustus van dit jaar – 2021 – bestaat de Rivierenbuurt honderd jaar.
In 2018 werd de buurt Beschermd Stadsgezicht.
Het ontwerp gaat uit van een brede entree (nu de Vrijheidslaan) en een vertakking in twee brede lanen (nu de Rooseveltlaan en de Churchilllaan). Alle straten staan loodrecht en symmetrisch op de brede lanen. De Wolkenkrabber uit 1932 is het icoon van de Rivierenbuurt; het telt 12 verdiepingen, toen het hoogste gebouw van Amsterdam.
Uniek zijn de extra’s aan huizen en gebouwen: gebeeldhouwde hoeken, fraaie gietijzeren rasters boven de trappen, golvende balkons, versierde portieken en overal beeldjes en beelden. Het boek is rijk voorzien van kaarten en foto’s, die een goede indruk geven van de diversiteit, de enorme schoonheid en het dagelijks leven van de buurt.
Bijzonder is dat Esselink blijkens de ondertitel Schoonheid & Schuld, niet het benoemen van het schuldig- zijn schuwt van de gepersonifieerde Rivierenbuurt zelf.
Hij gaat niets uit de weg.
Kan een buurt schuldig zijn? De dichter Armando vond van wel. Hij spreekt over het schuldige landschap als daar gruwelen hebben plaatsgevonden.
En die hebben in de Rivierenbuurt op grote schaal plaatsgevonden. Bert Esselink doet melding van een flink aantal grote criminelen, die of gewoond hebben in de Rivierenbuurt of er contacten hadden. Maar het schuldige van de buurt gaat natuurlijk over de 17.000 joodse mensen, die in de jaren ’30 in de buurt kwamen wonen, omdat daar woningen in de middenklasse te huur waren, die Amsterdammers te duur vonden. Ze waren gevlucht uit Nazi-Duitsland en Oostenrijk of afkomstig uit de oude volkswijken. Het doel van de bezetter in WOII was Amsterdam ‘Jodenvrij’ te maken, wat hun in 1943 gelukt was. De meeste joodse mensen werden uit hun huizen gehaald of bijeengedreven bij razzia’s, afgevoerd naar Westerbork en op transport gezet naar de vernietigingskampen. Dertienduizend Joden kwamen om. Een oude bewoner van de Rivierenbuurt vertelde mij eens met tranen in de ogen zijn herinnering van toen hij 10 jaar was en hij zag dat de bovenburen, waaronder zijn vriendje, hardhandig naar buiten werden gesleurd en per vrachtwagen werden afgevoerd. Om vermoord te worden in Auschwitz. De man was 80 jaar en huilde er nog om. Een zelfde soort ervaring vertelt Esselink over actrice Nelly Freida, die ook in de Rivierenbuurt woonde en getuige was van eenzelfde soort situatie.
In de oorlog was een klein percentage bewoners aangesloten bij het verzet. De groep van kunstenaar Gerrit van der Veen (met oa Willem Arondeus en Frieda Belifante) pleegde met succes een aanslag op het Bevolkingsregister waarbij een brand het grootste deel van de identiteitskaarten verwoestte. Zij zijn bekend en worden geëerd en herdacht. Onze naaste buurman in de Hunzestraat had ook in het verzet gezeten, maar hij was na de oorlog een teleurgesteld man. Hij had zijn leven gewaagd, zijn gezin in gevaar gebracht en werd niet erkend.
En er was een percentage inwoners ‘fout’, NSB-ers, leden van de Jeugdstorm, OW-ers (oorlog-winst-makers), actieve Jodenverraders en/of sympathisanten. Zij werden na de oorlog opgepakt door de POD (Politieke Opsporings Dienst), naar het kamp aan de Levantkade gebracht en berecht.
Het grootste deel van de bewoners hield zich afzijdig, omdat ze gevaar liepen als ze joodse mensen hielpen. Er stond ‘kopgeld’ op het verraden van joden. Verraadde je een joods mens, dan ontving je 7 gulden 50 per persoon. Verreweg de meeste mensen bemoeiden zich nergens mee uit angst of omdat ze het niet wilden zien. Zij keken weg. Ze waren aan het overleven in een onvoorstelbaar zware tijd.
Ter nagedachtenis aan de joodse bewoners liggen nu op heel veel plekken in de straten stolpersteine.
Het gaat bij de beschrijvingen niet om schuld van de individuele bewoner maar om het benoemen dat er gruwelijkheden hebben plaatsgevonden. De Rivierenbuurt schuldig te noemen is een manier om realistisch te denken en te zijn over het verleden. En jezelf bewust te worden van hoe zulke gruwelen tot stand kunnen komen en begaan.

Esselink beschrijft de geschiedenis, de rijke architectuur, de sociale structuur van mensen en de gebeurtenissen maar bovendien worden alle gebouwen, alle bruggen, alle straten, nog eens een voor een in detail beschreven. Aanvankelijk lijkt dat een overdaad aan feiten, maar het blijkt juist prima te werken, vooral als naslawerk.
Leuk zijn de opsommingen van bekende mensen die in de Rivierenbuurt hebben gewoond. Anne Frank kwam in 1934 op het Merwedeplein no 37” te wonen, Willem Holleeder en Cor van t Hout woonden er, Audrey Hepburn volgde bij de balletschool (in het gebouw aan de Zomerdijkstraat) van mevrouw Sonia Gaskell balletles. Jan Wolkers woonde in een atelierwoning in dat gebouw en Sonja Barend bracht haar jeugd in de Vechtstraat door. (Wel miste ik schilderes, boekbindster en kalligraaf Maria Hofker-Rueter. Zij maakte prachtig werk van alles wat groeide en bloeide, kroop en vloog in haar volkstuin vlakbij de Amstel. Zij woonde met haar man, schilder en tekenaar Willem Hofker ook in een van de atelierwoningen.) De verzorgers van de familie Frank in het Achterhuis, mevrouw Miep Gies en haar man, woonden in de Hunzestraat. Vader Frank heeft na de oorlog nog bij hen gelogeerd. Ook schrijver Bert Esselink woont in de Hunzestraat.
Voor mij een boek om te hebben en (van) te houden. Ik ben er blij mee.
PS. Wordt 1 augustus 2021 een heugelijke feestdag in de Rivierenbuurt in Amsterdam?