‘Afscheidstournee’ door Vrouwkje Tuinman

In 1840 stierf, op 57-jarige leeftijd, de beroemde violist en componist Nicolò Paganini. Hij voerde zijn leven lang triomfen in heel Europa, in het bijzonder in Groot Brittannië. Toen hun zoon Achille drie jaar was stond zijn moeder hem af aan zijn vader. Ze kreeg er ruim geld voor. Achille vergezelde vader Nicolò op al zijn tournees en werd, vanaf zijn 9e jaar, de zaakwaarnemer van zijn vader. Hij kreeg taken als het ontvangen van de directeuren van theaters, van advocaten en notarissen, maar ook als verzorger taken als het halen en ontvangen van de artsen en verpleegsters die zijn veeleisende en ziekelijke vader nodig had.

Met het overlijden van zijn vader waren de taken van de toen 15-jarige Achille niet voorbij. Het lichaam van zijn vader kon nergens in gewijde grond worden begraven. Kerk en Stad weigerden hem een laatste rustplaats. Nicolò Paganini was – bij leven – het doelwit van oneindig veel kwaadsprekerij. Men roddelde over zijn promiscue omgang met vrouwen en over de mogelijkheid, de waarschijnlijkheid dat hij een moord zou hebben gepleegd. Zelf gooide Nicolò Paganini voortdurend olie op het roddelvuur door zich altijd zeer laatdunkend uit te laten over de kerk en zijn dienaren. De hele clerus, van pastoor tot paus joeg hij tegen zich in het harnas. Veel mensen dachten daarom, en omdat hij zo virtuoos en zo mooi kon vioolspelen, dat hij een duivelskunstenaar was, die zijn ziel aan de duivel had verkocht. Achille erfde het immense vermogen van zijn vader, en zijn lijk. Hij liet het balsemen.

De roman is geschreven vanuit het perspectief van zoon Achille Paganini, en verhaalt zijn geschiedenis tot zijn dood. Hij was een weltfremde man, die tussen vreemde volwassenen opgroeide zonder andere kinderen, in een rusteloos artiestenleven vol reizen en hotels. Zijn taken waren veel te groot voor een kleine jongen. Hij hield zich zijn hele leven bezig met de nalatenschap van zijn vader. Hij leefde als ‘de zoon van…’ met en rond zijn vaders leven. Hij beheerde het landgoed, Villa Gaione vlakbij Parma, de muzikale nalatenschap van Nicolò en diens lichaam. Hij ontwikkelde obsessieve, creatieve, maar in wezen lachwekkende activiteiten om het lichaam van zijn vader bijgezet te krijgen in een door Achille zelf ontworpen praalgraf, zijn vader waardig, die bewonderaars zouden kunnen bezoeken en waar zij hun idool zouden kunnen eren.

De roman berust voor het grootste deel op ware gebeurtenissen. Vrouwkje Tuinman heeft de situaties ‘met fantasie aangekleed om van Achille een echt mens te maken.’ Daarin is ze bijzonder goed geslaagd. Deze historisch psychologische roman, met de puntige, soepele en sappige stijl van de schrijfster, is een bijzonder aantrekkelijk verhaal. Het boek leest als een avonturenroman, heeft psychologisch interessante personages, zoals Paolina, de vrouw van Achille, een verstandige, lieve en niet veroordelende vrouw, waarmee hij tien kinderen krijgt. Zijn moeder Antonia La Bianchi is een ijdele bittere vrouw, geldbelust en niet in staat tot liefde. Edvige is haar begripvolle en realistische dochter en zijn halfzuster. En zijn zoons (van zijn tien kinderen bleven er zes zoons in leven), die ‘de kleinzonen van…’ waren. Ook de juridische raadgever van de familie Paganini en allerlei kerkelijke dienaren, die niet overstag gingen om het lichaam van Vader Nicolò zijn laatste rustplaats te geven, zijn boeiende personages die de ideeën van die tijd vertolken. De situaties zijn uitzonderlijk, nooit alledaags, soms spannend, soms grappig.
Kreeg Nicolò zijn praalgraf? Had hij een moord gepleegd? Zou hij niet nog meer kinderen gehad hebben? Kreeg Achille nog een eigen leven? Was alles wat hij deed voor zijn vader? En hoe deden zijn zoons het?
Het verhaal nodigt uit tot doorlezen.

Vrouwkje Tuinman (geboren 1974) schreef eerder vier romans en vijf dichtbundels. Haar werk werd vertaald in het Duits en Engels. Ze ontving voor haar werk diverse literaire prijzen en nominaties. Voor haar hele oeuvre kreeg ze in 2010 de Halewijnprijs. Ze treedt regelmatig op tijdens festivals en literaire avonden in binnen- en buitenland. Ze schrijft artikelen, columns en recensies voor onder meer Trouw en Opzij.
Grappig is de quote van Ilja Leonard Pfeiffer op de achterflap van dit boek (uit zijn Brieven uit Genua): ‘Vrouwkje Tuinman is veel beter dan ze zelf denkt.’ Hij zal bedoelen dat ze een bescheiden rol speelt als schrijfster, maar het verdient bij de bekendste Nederlandse schrijvers te horen.
Een terechte opmerking.

Uitgeverij         Cossee, 2016
Pagina’s            286
ISBN                  978 9059 366 824